Naar inhoud springen

berokkenen

Uit WikiWoordenboek
  • be·rok·ke·nen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
berokkenen
berokkende
berokkend
zwak -d volledig

berokkenen

  1. overgankelijk de oorzaak zijn van iets, iemand iets aandoen
    • Een atoombom kan erg veel schade berokkenen. 
88 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[3]