Naar inhoud springen

beker

Uit WikiWoordenboek
beker der rechtvaardigheid schenk je hem te vol dan loopt hij helemaal leeg [1]
beker [2]

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘drinkgereedschap’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1284 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord beker bekers
verkleinwoord bekertje bekertjes

Zelfstandig naamwoord

beker m

  1. een cilindervormig voorwerp waaruit je kunt drinken, mok
    • De jongen hield de beker met twee handen vast. 
  2. trofee
    • De winnaars toonden de beker aan het publiek. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Anagrammen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
bekeren

beker

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekeren
    • Ik beker. 
  2. gebiedende wijs van bekeren
    • Beker! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekeren
    • Beker je? 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Indonesisch

Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

beker

  1. beker
Synoniemen