bejagen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van bejagen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		bejagen			te bejagen
	toekomend		zullen bejagen			te zullen bejagen
voltooid	tegenwoordig		hebben bejaagd			te hebben bejaagd
	toekomend		bejaagd zullen hebben			bejaagd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	bejagend		bejaagd			ev. bejaag	mv. verouderd bejaagt	bejage
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	bejaag	bejaagt	bejaagt	bejaagt	bejaagt	bejagen	bejagen	bejagen
verleden (o.v.t.)	bejaagde/ bejoeg	bejaagde/ bejoeg	bejaagde/ bejoeg	bejaagde/ bejoeg	bejaagde/ bejoeg	bejaagden/ bejoegen	bejaagden/ bejoegen	bejaagden/ bejoegen
toekomend (o.t.t.t.)	zal bejagen	zult/zal bejagen	zult/zal bejagen	zult bejagen	zal bejagen	zullen bejagen	zullen bejagen	zullen bejagen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou bejagen	zou bejagen	zou(dt) bejagen	zoudt bejagen	zou bejagen	zouden bejagen	zouden bejagen	zouden bejagen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb bejaagd	hebt bejaagd	hebt/heeft bejaagd	hebt bejaagd	heeft bejaagd	hebben bejaagd	hebben bejaagd	hebben bejaagd
verleden (v.v.t.)	had bejaagd	had bejaagd	had bejaagd	hadt bejaagd	had bejaagd	hadden bejaagd	hadden bejaagd	hadden bejaagd
toekomend (v.t.t.t.)	zal bejaagd hebben	zal/zult bejaagd hebben	zult/zal bejaagd hebben	zult bejaagd hebben	zal bejaagd hebben	zullen bejaagd hebben	zullen bejaagd hebben	zullen bejaagd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou bejaagd hebben	zou bejaagd hebben	zou/zoudt bejaagd hebben	zoudt bejaagd hebben	zou bejaagd hebben	zouden bejaagd hebben	zouden bejaagd hebben	zouden bejaagd hebben