bedampen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van bedampen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		bedampen			te bedampen
	toekomend		zullen bedampen			te zullen bedampen
voltooid	tegenwoordig		hebben bedampt			te hebben bedampt
	toekomend		bedampt zullen hebben			bedampt te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	bedampend		bedampt			ev. bedamp	mv. verouderd bedampt	bedampe
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	bedamp	bedampt	bedampt	bedampt	bedampt	bedampen	bedampen	bedampen
verleden (o.v.t.)	bedampte	bedampte	bedampte	bedampte	bedampte	bedampten	bedampten	bedampten
toekomend (o.t.t.t.)	zal bedampen	zult/zal bedampen	zult/zal bedampen	zult bedampen	zal bedampen	zullen bedampen	zullen bedampen	zullen bedampen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou bedampen	zou bedampen	zou(dt) bedampen	zoudt bedampen	zou bedampen	zouden bedampen	zouden bedampen	zouden bedampen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb bedampt	hebt bedampt	hebt/heeft bedampt	hebt bedampt	heeft bedampt	hebben bedampt	hebben bedampt	hebben bedampt
verleden (v.v.t.)	had bedampt	had bedampt	had bedampt	hadt bedampt	had bedampt	hadden bedampt	hadden bedampt	hadden bedampt
toekomend (v.t.t.t.)	zal bedampt hebben	zal/zult bedampt hebben	zult/zal bedampt hebben	zult bedampt hebben	zal bedampt hebben	zullen bedampt hebben	zullen bedampt hebben	zullen bedampt hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou bedampt hebben	zou bedampt hebben	zou/zoudt bedampt hebben	zoudt bedampt hebben	zou bedampt hebben	zouden bedampt hebben	zouden bedampt hebben	zouden bedampt hebben