banaan

Uit WikiWoordenboek
Een tros bananen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·naan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord banaan bananen
verkleinwoord banaantje banaantjes

Zelfstandig naamwoord

banaan v/m

  1. (fruit) een vrucht van de bananenboom, Musa op Wikispecies
    • Eet u vaak bananen of houdt u meer van peren? 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen