albatros
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- al·ba·tros
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels of frans, in de betekenis van ‘stormvogel’ voor het eerst aangetroffen in 1763 [1]
- uit het Engels [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | albatros | albatrossen |
verkleinwoord | albatrosje | albatrosjes |
Zelfstandig naamwoord
albatros m
- (vogels) een grote zeevogel met lange vleugels
- Veel mensen vinden de albatros een mooie vogel.
Vertalingen
1. een grote zeevogel met lange vleugels
Gangbaarheid
- Het woord albatros staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "albatros" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "albatros" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ albatros op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be