albatros

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·ba·tros
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord albatros albatrossen
verkleinwoord albatrosje albatrosjes

Zelfstandig naamwoord

albatros m

  1. (buissnaveligen) benaming voor vogels uit de familie Diomedeidae op Wikispecies, grote zeevogels met lange vleugels
    • Veel mensen vinden de albatros een mooie vogel. 
  2. (sport) (golf) slagbeurt waarbij een speler een hole maakt in drie slagen minder dan een goede speler daar gemiddeld voor nodig heeft
    • Een albatros wordt maar heel zelden geslagen. 
Synoniemen
  • [2] drie onder par
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen