agterspejl
Uiterlijk
- ag·ter·spejl
Naar frequentie | zeldzaam |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | agterspejl | agterspejlet | agterspejle | agterspejlene |
genitief | agterspejls | agterspejlets | agterspejles | agterspejlenes |
agterspejl, o
- (scheepvaart) achterdek
- (anatomie), (informeel), (neologisme) achterdeel, achterste, achterwerk, billen, kont, røv, zitvlak
- (neologisme), (zoötomie) het achtereind van bepaalde dieren en vogels, achterkant
- «Dådyr har et hvidt agterspejl – den hvide bagdel med en sort stribe omkring, der fortsætter på halen.»
- Herten hebben een wit achtereind - de witte achterkant met een zwarte streep die doorloopt op de staart.
- «Dådyr har et hvidt agterspejl – den hvide bagdel med en sort stribe omkring, der fortsætter på halen.»
- [1]: skibsbygning zn
- agterspejl in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
Categorieën:
- Woorden in het Deens
- Woorden in het Deens van lengte 10
- Woorden in het Deens met audioweergave
- Woorden in het Deens met IPA-weergave
- Samenstelling in het Deens
- Zelfstandig naamwoord in het Deens
- Scheepvaart in het Deens
- Anatomie in het Deens
- Informeel in het Deens
- Neologisme in het Deens
- Zoötomie in het Deens