achterdek
Uiterlijk
- ach·ter·dek
- samenstelling van achter en dek [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | achterdek | achterdekken |
verkleinwoord | achterdekje | achterdekjes |
het achterdek o
- het achterste deel van het dek van een schip
- Van der Lande, wiens Nederlands - op een paar Engelse termen na - niet is aangetast, zit op het achterdek van zijn boot in de Hudson. In de verte is de skyline van het Financial District zichtbaar. Dat hij op een boot woont, was geluk, geen gevolg van zijn Hollandse inborst. [3]
- Het woord achterdek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "achterdek" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ achterdek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Anke Meijer 28 november 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be