administrateur
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: administrateur (hulp, bestand)
- IPA: /ɑtmənɪstra'tør/, /ɑtmɪnɪstra'tør/
Woordafbreking
- ad·mi·nis·tra·teur
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bestuurder’ voor het eerst aangetroffen in 1540 [1]
- Naamwoord van handeling van administreren met het achtervoegsel -ateur [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | administrateur | administrateurs administrateuren |
verkleinwoord | administrateurtje | administrateurtjes |
Zelfstandig naamwoord
administrateur m
- (beroep) iemand die de administratie bijhoudt
- Hij is al jaren administrateur van dat bedrijf.
- (beroep) iemand die namens de eigenaar een onderneming o.i.d. beheert
- Peter is sinds kort administrateur van Microsoft Nederland.
- een ambtenaar op departementen van algemeen bestuur
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van administratrice
Verwante begrippen
Vertalingen
1. iemand die de administratie
2. iemand die namens de eigenaar een onderneming o.i.d. beheert
Gangbaarheid
- Het woord administrateur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "administrateur" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "administrateur" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ administrateur op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 14
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -ateur in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 91 %