beheerder

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·heer·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beheerder beheerders
verkleinwoord (beheerdertje) (beheerdertjes)

Zelfstandig naamwoord

de beheerderm

  1. (beroep) een persoon die een systeem (al dan niet beroepsmatig) regelt en onderhoudt
    • De stichting is eigenaar én beheerder van het omvangrijke natuurpark. 
     Hij is de beheerder van een site waarop mensen hun ongenoegen kunnen uiten over het all-inclusive systeem.[1]
  2. bedrijf dat iets regelt en onderhoudt
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen