accumulator
Uiterlijk
- Geluid: accumulator (hulp, bestand)
- ac·cu·mu·la·tor
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘energiereservoir’ voor het eerst aangetroffen in 1875 [1]
- Naamwoord van handeling van accumuleren met het achtervoegsel -ator [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | accumulator | accumulatoren accumulators |
verkleinwoord | accumulatortje | accumulatortjes |
de accumulator m
- (elektrotechniek) toestel dat de opeenhoping van elektrische lading mogelijk maakt, accu
- register in een rekenmachine waarin de hoofdbewerkingen plaatsvinden (zoals optellen)
1. toestel dat de opeenhoping van elektrische lading mogelijk maakt
- Het woord accumulator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "accumulator" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "accumulator" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ accumulator op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be