aas
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aas
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘lokspijs, voedsel’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1]
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | aas | azen |
verkleinwoord | aasje | aasjes |
Zelfstandig naamwoord
aas
- m/o speelkaart die met A aangeduid wordt; vaak hoogste in het spel
- De aas van troef is de hoogste kaart in het spel.
- o stuk vlees dat als lokmiddel gebruikt wordt
- Vergiftigd aas is een bekende manier om ongewenste honden en katten te doden.
- o dood dier dat door een aasvreter opgeruimd wordt
- In de natuur wordt alles hergebruikt. Zo is aas voedsel voor aasvreters en wormen.
2,3 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | aas | azen |
verkleinwoord | aasje | aasjes |
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Spreekwoorden
- geen aasje: geen ziertje
Vertalingen
1. speelkaart
2. lokmiddel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
azen |
aas
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van azen
- Ik aas.
- gebiedende wijs van azen
- Aas!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van azen
- Aas je?
Gangbaarheid
- Het woord aas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "aas" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.