Naar inhoud springen

agn

Uit WikiWoordenboek
  • agn
  • Zelfstandig naamwoord 1: afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord ǫgn
  • Zelfstandig naamwoord 2: afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord agn
Naar frequentie 11607
m/v enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   agn     m: agnen
v: agna  
  agner     agnene  
genitief   agns     m: agnens
v: agnas  
  agners     agnenes  

[A]: agn, m / v

  1. (plantkunde) dun huidachtig of schubvormig schutblad in de aren en bloemen
o enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   agn     agnet     agn     agna
agnene  
genitief   agns     agnets     agns     agnas
agnenes  

[B]: agn, o

  1. (jachttaal), (visserij) aas, lokaas
  • fiske med agn
vissen met aas
  • bite på agnet
in de val lopen, voor de gek gehouden worden, zich laten misleiden (letterlijk: in het aas bijten)

agn

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van agn


  • agn
  • Zelfstandig naamwoord 1: afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord ǫgn
  • Zelfstandig naamwoord 2: afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord agn
v enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   agn     agna     agner     agnene  

[A]: agn, v

  1. (plantkunde) dun huidachtig of schubvormig schutblad in de aren en bloemen
o enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   agn     agnet     agn     agna  

[B]: agn, o

  1. (jachttaal), (visserij) aas, lokaas
  • beite på agnet
in de val lopen, voor de gek gehouden worden, zich laten misleiden (letterlijk: in het aas bijten)

agn, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van agn