aanstaan

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·staan
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanstaan
stond aan
aangestaan
klasse 6 volledig

Werkwoord

aanstaan

  1. bevallen, iets of iemand leuk of aangenaam vinden
    • De plannen van de regering staan mij niet aan. 
  2. een beetje openstaan
    • Kun je de deur aan laten staan, want ik heb de sleutel niet bij me. 
  3. in werking zijn
    • Er was brand ontstaan in het flatgebouw, want de oude man had het gas aan laten staan. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be