aanschaffen

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·schaf·fen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanschaffen
/ˈansxɑfə(n)/
schafte aan
/sxɑftə ˈʔan/
aangeschaft
/ˈanɣəsxɑft/
zwak -t volledig

Werkwoord

aanschaffen

  1. overgankelijk tegen betaling verwerven
    • U dient de software na 30 dagen aan te schaffen. 
     Zo belasten Nederlandse varkensbedrijven steeds minder de natuur, bijvoorbeeld door de technieken die ze voor hun stallen aanschaffen.[2]
     Wandelstokken? Inderdaad, ik was met de trend meegegaan en had een paar Leki Thermalite-wandelstokken aangeschaft.[3]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

aanschaffen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord aanschaf

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 21 februari 2022 Weblink bron
    Martin Kuiper
    “Nederlandse varkenshouderij zit na ‘dramatisch’ jaar in overlevingsmodus” (1 februari 2022) op nrc.nl
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be