aanschaf

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·schaf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanschaf aanschaffen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de aanschafm

  1. het zich iets aanschaffen
    • De aanschaf van huisdieren is een serieuze zaak. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
aanschaffen

aanschaf

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanschaffen
    • ... dat ik aanschaf. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be