aanschafkosten
Uiterlijk
- aan·schaf·kos·ten
- samenstelling van aanschaf zn en kosten zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanschafkosten | |
verkleinwoord |
de aanschafkosten m
- de prijs die men moet betalen voor een product dat men in eigendom wil hebben
- ▸ Als de aanloopkosten zijn terugbetaald, wil Dijksma dat de winst aan de reiziger wordt besteed. Ze wil dat de vervoersbedrijven gaan nadenken over hoe dat kan, bijvoorbeeld door de aanschafkosten te verlagen en verbeteringen door te voeren. Ook zou de levensduur misschien verlengd kunnen worden.[1]
- ▸ Er zijn nog veel meer voorbeelden van aanwezige kennis waar te weinig mee wordt gedaan. Technieken die reeds gemeengoed zijn. Zonnepanelen, warmtepompen. Dingen waar iedereen zelf aan kan bijdragen. Faaij heeft ze zelf ook. Aanschafkosten: tienduizend tot twaalfduizend euro. Het gasverbruik van een woning wordt gehalveerd en na zes jaar zijn de kosten eruit.[2]
1. de prijs die men moet betalen voor een product dat men in eigendom wil hebben
- Het woord aanschafkosten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “ACM onderzoekt winst van bedrijf achter ov-chipkaart al maanden” (16-02-2017), NOS
- ↑ Weblink bron Geschreven door:Sebas Bouquet“‘Tragedie Groningen’ had voorkomen kunnen worden” (12/02/2018), HP de Tijd