aannemer

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·ne·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aannemer aannemers
verkleinwoord aannemertje aannemertjes

Zelfstandig naamwoord

aannemer m

  1. (beroep) iemand die een (bouw)werk uitvoert tegen een bepaalde prijs
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen