Naar inhoud springen

aangrenzend

Uit WikiWoordenboek
  • aan·gren·zend
stellend
onverbogen aangrenzend
verbogen aangrenzende
partitief aangrenzends

aangrenzend

  1. rechtstreeks grenzend aan iets anders
    • Het huis bestaat uit lange gangen met aangrenzende vertrekken. 
     Het aangrenzende winkelcentrum was nagenoeg leeg.[1]
vervoeging van: aangrenzen
verbogen vorm: aangrenzende

aangrenzend

  1. onvoltooid deelwoord van aangrenzen
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]