aangrenzends
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aangrenzends (hulp, bestand)
- IPA: / aŋˈɣrɛnzənds / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·gren·zends
Bijvoeglijk naamwoord
aangrenzends
- partitief van de stellende trap van aangrenzend
Gangbaarheid
- Het woord 'aangrenzends' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.