Verzoendag

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: verzoendag


Nederlands

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
Woordafbreking
  • Ver·zoen·dag
enkelvoud meervoud
naamwoord Verzoendag -
verkleinwoord - -

Eigennaam

de Verzoendagm

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) (religie) (feest) feestdag van verzoening, dag van vasten en boetedoening op 10 tisjri
     Maar zij werd van een halve dag vasten al zo flauw, en dan kreeg ze, zelfs op de Verzoendag, altijd trek in krentenbroodjes en dan dacht ze voortdurend aan krentenbroodjes, terwijl de mannen in hun doodskleren stonden en baden in kaarslicht, - zodat ze zich er zelf voor schaamde.[3]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
   1. zie: Grote Verzoendag   

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen