Ski
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
 Niet te verwarren met: ski
|
Duits
Uitspraak
Woordafbreking
- Ski
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig in de 19de eeuw van Noors: ski zn ← Oudnoords: skīð zn ("blok (gespleten hout)", "sneeuwschoen")
| Naar frequentie | 9975 |
|---|
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| nominatief | der Ski | die Ski die Skier |
| genitief | des Skis | der Ski der Skier |
| datief | dem Ski | den Ski den Skiern |
| accusatief | den Ski | die Ski die Skier |
Zelfstandig naamwoord
Ski, m
- (sport) ski
- «Früher waren die Skier aus Holz, heute meist aus Kunststoff.»
- Vroeger werden ski's gemaakt van hout, tegenwoordig zijn ze meestal gemaakt van plastic.
- «Früher waren die Skier aus Holz, heute meist aus Kunststoff.»
-
Eine Person auf Skiern
Een persoon op ski's
Schrijfwijzen
Typische woordcombinaties
|
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
|