Saat
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Duits
Uitspraak
Woordafbreking
- Saat
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudhoogduitse woord "sāt"
[A] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
nominatief | die Saat | - |
genitief | der Saat | - |
datief | der Saat | - |
accusatief | die Saat | - |
Zelfstandig naamwoord
[A] Saat v
Typische woordcombinaties
- mit der Saat beginnen
met het zaaien beginnen
[B] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
nominatief | die Saat | die Saaten |
genitief | der Saat | der Saaten |
datief | der Saat | den Saaten |
accusatief | die Saat | die Saaten |
Zelfstandig naamwoord
[B] Saat v
- (plantkunde), (landbouw), (tuinieren) zaad
- (landbouw), (tuinieren) gewas, zaaisel
- (figuurlijk) zaad (b.v. van geweld)
Synoniemen
Afgeleide begrippen
- [1]: Aussaat
- [1]: Saatbeet
- [1]: Saateule
- [1]: Saatgans
- [1]: Saatkrähe
- [1]: Saatwicke
- [1]: Saatzeit
- [2]: Saatgetreide
- [2]: Saatkartoffel
- [2]: Saatkorn
Typische woordcombinaties
- [1]: die Saat in die Erde bringen
het zaad in de grond brengen
- [2]: Die Saat ist gut aufgegangen.
Het gewas staat goed.