autonomní

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /aʊ̯tɔnɔmɲiː/

Woordafbreking

• au·to·nom·ní

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het zelfstandig naamwoord autonomie met het achtervoegsel -ní

Bijvoeglijk naamwoord

autonomní

1. (politiek) autonoom, autonomie hebbend
2. (techniek) onafhankelijk, zelfvoorzienend

Verbuiging

	enkelvoud				meervoud
	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig
	bezield	onbezield			bezield	onbezield
nominatief	autonomní				autonomní
genitief	autonomního		autonomní	autonomního	autonomních
datief	autonomnímu		autonomní	autonomnímu	autonomním
accusatief	autonomního	autonomní			autonomní
vocatief	autonomní				autonomní
locatief	autonomním		autonomní	autonomním	autonomních
instrumentalis	autonomním		autonomní	autonomním	autonomními

Vervoeging

stellend	autonomní
vergrotend	autonomnější
overtreffend	nejautonomnější

Synoniemen

• nezávislý

Antoniemen

1. -
2. heterogenní

Afgeleide begrippen

• autonomně (bw.)
• autonomnost v

Verwijzingen

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)