Naar inhoud springen

zomerhuis

Uit WikiWoordenboek
  • zo·mer·huis
enkelvoud meervoud
naamwoord zomerhuis zomerhuizen
verkleinwoord zomerhuisje zomerhuisjes

het zomerhuiso

  1. huis om de zomer en de vakanties door te brengen
    • Zij denken erover een zomerhuisje te kopen in het zuiden. 
  • In het spraakgebruik is het verkleinwoord "zomerhuisje" de meer gangbare vorm.
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]