wissen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wis·sen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vegen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wissen
wiste
gewist
zwak -t volledig

Werkwoord

wissen

  1. overgankelijk het niet meer laten bestaan van
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Verwijzingen

Zelfstandig naamwoord

de wissenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord wis

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie


Duits

Uitspraak
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wissen
wusste
gewusst
zwak volledig

Werkwoord

wissen

  1. weten
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be