weemoed
Uiterlijk
- wee·moed
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘melancholie’ voor het eerst aangetroffen in 1814 [1]
- samenstelling van wee zn en gemoed zn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | weemoed | - |
verkleinwoord | - | - |
weemoed m
1. gevoel van treurnis, verdriet, nostalgie
- Het woord weemoed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "weemoed" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "weemoed" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ weemoed op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be