melancholie
Uiterlijk
- Geluid: melancholie (hulp, bestand)
- me·lan·cho·lie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zwartgalligheid’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | melancholie | - |
verkleinwoord | melancholietje | melancholietjes |
de melancholie v
- (psychologie) gemoedstoestand die zich kenmerkt door een pessimistische kijk op het leven of bestaat uit een onvervuld verlangen
- ▸ Maar je kon in Venetië niet van anachronismen spreken. De moderne tijd was een anachronisme in deze stad die op geen enkele manier was toegerust voor productiviteit, haast of nut. Hier was de tijd blijven zweven in melancholie en heimwee naar de droom van een schaduw van een rinkelend verleden.[4]
1.
- Het woord melancholie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "melancholie" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "melancholie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ melancholie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 23
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be