Naar inhoud springen

nostalgie

Uit WikiWoordenboek
  • nos·tal·gie
  • Leenwoord uit het Frans, voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • afgeleid van het Griekse 'nostos' (terugkeer) met het achtervoegsel -algie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord nostalgie -
verkleinwoord - -

denostalgiev [3]

  1. (medisch) aandoening die het gevolg is van het hevig missen van het moederland, met symptomen als verminderde eetlust, verzwakte spieren en een algemeen gevoel van depressiviteit
  2. (emotie) melancholisch verlangen naar dat wat geweest is
     We gingen zitten op het terras van Caffè Lavena. We hadden ook Florian of Quadri kunnen kiezen om ons te laten afzetten in naam van de nostalgie. Ook daar zouden we er zeker van hebben kunnen zijn dat de toeristische exploitatie van een klinkende naam en een elegant verleden met flair en stijl zou worden uitgevoerd.[4]
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]
  • nos·tal·gie
  • Ontleend aan wetenschappelijk Duits Nostalgie, bedacht door de Zwitserse geneeskunde student Johannes Hofer (1669-1752), afgeleid van een Grieks-Latijns neologisme nostalgia uit het Griekse 'nostos' (terugkeer) met het achtervoegsel -algie.[1] Als basis diende daarvoor Duits Heimweh.

nostalgie v

  1. (medisch) aandoening die het gevolg is van het hevig missen van het moederland
  2. (emotie) melancholisch verlangen naar dat wat geweest is
  • [1] mal du Suisse, mal du pays