warmte
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- warm·te
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘het warm-zijn’ voor het eerst aangetroffen in 1301 [1]
- Afgeleid van warm met het achtervoegsel -te.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | warmte | warmtes |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
warmte v
- de mate waarin het weer warm is
- De warmte was de laatste tijd moeilijk te verdragen.
- (thermodynamica) de hoeveelheid thermische energie
- Deze radiator geeft veel warmte af.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. de mate waarin het weer warm is.
2. de hoeveelheid thermische energie.
Gangbaarheid
- Het woord warmte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "warmte" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "warmte" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be