waker
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wa·ker
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van waken met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | waker | wakers |
verkleinwoord | wakertje | wakertjes |
Zelfstandig naamwoord
- iemand die waakt
- (waterbeheer) dijk meteen aan zee. Het is de eerste in het rijtje waker - slaper - dromer.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord waker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "waker" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be