dromer
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dro·mer
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van dromen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dromer | dromers |
verkleinwoord | dromertje | dromertjes |
Zelfstandig naamwoord
dromer m
- een persoon (man) die droomt.
- een idealist, een niet realistisch persoon.
- Hij is meer een dromer dan een aanpakker.
- ▸ Allemaal dromers die hun dromen waarmaakten.[1]
- (waterbeheer) Een dromerdijk of dromer is een extra dijk voor het geval de slaperdijk geen stand houdt. Het is de laatste in het rijtje waker - slaper - dromer.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord dromer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "dromer" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be