vreemdeling
- Geluid: vreemdeling (hulp, bestand)
- vreem·de·ling
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘onbekende’ voor het eerst aangetroffen in 1525 [1]
- Afgeleid van vreemd met het achtervoegsel -ling met het invoegsel -e-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vreemdeling | vreemdelingen |
verkleinwoord | vreemdelingetje | vreemdelingetjes |
vreemdeling m
- iemand die uit een ander gebied of land afkomstig is dan het onderhavige
- De vreemdeling verbleef in een asielzoekerscentrum.
- Een vreemdeling in Jeruzalem zijn
ergens niet bekend zijn met de gang van zaken of zich ergens niet thuis voelen
1. iemand die uit een ander gebied of land afkomstig is dan het onderhavige
- Het woord vreemdeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vreemdeling" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "vreemdeling" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be