autochtoon
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: autochtoon (hulp, bestand)
Woordafbreking
- au·toch·toon
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | autochtoon | autochtonen |
verkleinwoord | autochtoontje | autochtoontjes |
Zelfstandig naamwoord
autochtoon m
- de oorspronkelijke bewoner van een land, inboorling
- Die man komt uit Nederland, dus hij is een autochtoon.
Antoniemen
Vertalingen
1. de oorspronkelijke bewoner van een land
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | autochtoon | autochtoner | autochtoonst |
verbogen | autochtone | autochtonere | autochtoonste |
partitief | autochtoons | autochtoners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
autochtoon
- oorspronkelijk in een bepaald gebied thuishorend
- Dat is een autochtone leerling.
Antoniemen
Vertalingen
1. oorspronkelijk in een bepaald gebied thuishorend
Gangbaarheid
- Het woord autochtoon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'autochtoon' herkend door
100 % | van de Nederlanders |
97 % | van de Vlamingen. |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.