verweren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·we·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘aangetast worden door het weer’ voor het eerst aangetroffen in 1678 [1]
  • afgeleid van weren met het voorvoegsel ver-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verweren
verweerde
verweerd
zwak -d volledig

Werkwoord

verweren

  1. wederkerend zich ~: zich verdedigen [2]
    • Hij verweerde zich kranig. 
  2. ergatief aan erosie blootstaan [3]
    • De bovenste laag verweert langzamer dan de laag eronder en dat verklaart de grillige vormen van deze rotspartij. 
Synoniemen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de verwerenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord verweer

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen