verfoeien

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·foei·en
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘verafschuwen’ voor het eerst aangetroffen in 1539 [1]
  • afgeleid van foei met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verfoeien
verfoeide
verfoeid
zwak -d volledig

Werkwoord

verfoeien

  1. een afschuw hebben voor
  2. overgankelijk iets slecht keuren
Synoniemen
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen