aborrecer
Spaans
Uitspraak
Woordafbreking
- a·bo·rre·cer
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aborrecer |
aborrecía |
aborrecido |
volledig |
Werkwoord
aborrecer
Woordafbreking
- a·bo·rre·cer
- overgankelijk verafschuwen, verfoeien, verachten, een afkeer hebben van
- vervelen