vereffenen
Uiterlijk
- Geluid: vereffenen (hulp, bestand)
- ver·ef·fe·nen
- In de betekenis van ‘schikken, betalen’ voor het eerst aangetroffen in 1291 [1]
- afgeleid van effenen met het voorvoegsel ver- [2]
vereffenen [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vereffenen |
vereffende |
vereffend |
zwak -d | volledig |
- het betalen van rekeningen en schulden
- Hij vereffende zijn schulden altijd zo snel als maar mogelijk was.
- oplossen
- Na een goed gesprek hadden zijn hun conflict vereffend.
- Het woord vereffenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vereffenen" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "vereffenen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ vereffenen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel ver- in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 96 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %