vereffening

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ef·fe·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vereffening vereffeningen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vereffeningv

  1. voldoen van een rekening
    • Hesdy Gerges wil zaterdagavond in Ahoy een openstaande rekening vereffenen. Hij noemt de wedstrijd tegen Badr Hari ‘payback-time’ bij de weigh-in.[2] 
    • De verhuurder kreeg gelijk, maar de automobiliste liet niets van zich horen. Ze vertraagde bovendien procedures waarmee de verhuurder de rekening hoopte te vereffenen. Dat is overigens nog niet gebeurd, maar de auto is eindelijk weg en is geen eigendom meer van de vrouw die hem daar negen jaar geleden parkeerde.[3] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen