vaccinatie

Uit WikiWoordenboek
Vaccinatie.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vac·ci·na·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vaccinatie vaccinaties
verkleinwoord vaccinatietje vaccinatietjes

Zelfstandig naamwoord

vaccinatie v

  1. (medisch) een inenting met vaccin
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen