vaccinatiecampagne

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

vaccinatiecampagne
Uitspraak
Woordafbreking
  • vac·ci·na·tie·cam·pag·ne
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vaccinatiecampagne vaccinatiecampagnes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vaccinatiecampagnev / m

  1. (medisch), (politiek) actie waarbij men in een relatief beperkte tijd zeer veel mensen vaccineert
     Voor hun onderzoek bekeken de wetenschappers het eerste half jaar van de vaccinatiecampagne met de zogenoemde mRNA-vaccins van Pfizer en Moderna, schrijven ze in het medische vaktijdschrift The Lancet. Dat kwam neer op bijna 299 miljoen prikken, waar ruim 340.000 meldingen over binnenkwamen bij het VAERS-systeem.[1]
     De Belgische overheid begint dit najaar een nieuwe vaccinatiecampagne tegen COVID-19. Alle volwassen Belgen kunnen als ze dat willen een tweede boosterprik tegen het virus krijgen, hebben de Belgische ministers van Volksgezondheid besloten. Wel zijn eerst de risicogroepen en het zorgpersoneel aan de beurt.[2]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 6 juli 2022 Weblink bron “300 miljoen coronaprikken in VS: milde bijwerkingen, geen bewijs 'vaccindoden'” (Dinsdag 8 maart), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 6 juli 2022 Weblink bron “Alle volwassen Belgen kunnen na de zomer tweede boosterprik krijgen” (06 juli 2022), NU.nl