traan
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen

Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- traan
Woordherkomst en -opbouw
v/m | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | traan | tranen |
verkleinwoord | traantje | traantjes |
m | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | traan | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
traan
- v/m: oogvocht
- ▸ Toen ik de gigantische muur inktzwarte wolken op me af zag komen barstte ik in tranen uit.[3]
- m: traanolie (uit het spek van walvissen, robben...)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. oogvocht
2. traanolie
Werkwoord
vervoeging van |
---|
tranen |
traan
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tranen
- Ik traan.
- gebiedende wijs van tranen
- Traan!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tranen
- Traan je?
Gangbaarheid
- Het woord traan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "traan" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "traan" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ traan op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be