traanbuis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • traan·buis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord traanbuis traanbuizen
verkleinwoord traanbuisje traanbuisjes

Zelfstandig naamwoord

de traanbuisv / m

  1. (anatomie) een buisvormig orgaan dat overtollig traanvocht afvoert naar het neusslijmvlies
    • Een verstopte traanbuis bij pasgeboren baby's, ook wel dacryostenose genoemd, is een aangeboren afwijking. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord traanbuis traanbuise

Zelfstandig naamwoord

traanbuis

  1. (anatomie) traanbuis