televisietoespraak
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- te·le·vi·sie·toe·spraak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | televisietoespraak | televisietoespraken |
verkleinwoord | televisietoespraakje | televisietoespraakjes |
Zelfstandig naamwoord
- een toespraak die op televisie gehouden wordt (door een staatshoofd, regeringsleider)
- De koning hield om zeven uur een televisietoespraak.
Vertalingen
1.