Naar inhoud springen

toespraken

Uit WikiWoordenboek
  • toe·spra·ken

de toesprakenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord toespraak
vervoeging van
toespreken

toespraken

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van toespreken
    • ...dat wij toespraken. 
    • ...dat jullie toespraken. 
    • ...dat zij toespraken.