toekomst
Uiterlijk
- toe·komst
- Naamwoord van handeling van toekomen met het achtervoegsel -st [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toekomst | toekomsten |
verkleinwoord | - | - |
de toekomst v
- de tijd die komen gaat
- In de toekomst zullen robots al het werk gaan doen.
- ▸ Op mijn werk draaiden mijn gedachten constant om de toekomst, met veertien hersenspinsels tegelijk, eindeloos verschillende scenario’s analyserend.[2]
- ▸ Er is een mogelijkheid dat alle boeren een toekomst hebben in Nederland. Sterker: er zijn dan mogelijk zelfs meer boeren nodig. Maar dat vraagt wel om een andere aanpak, waarbij eigenlijk het hele landbouwsysteem op de schop moet, stelt een groep van zo'n 2.500 biologische boeren. Ministers Henk Staghouwer (Landbouw) en Christianne van der Wal (Natuur en Stikstof) reageren enthousiast.[3]
1.
- Het woord toekomst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "toekomst" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ toekomst op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron “Kabinet positief over plan biologische boeren: 'Hier willen we naartoe'” (07 juli 2022), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be