telegraaf
Uiterlijk
- te·le·graaf
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘sein- en ontvangtoestel om tekens over grote afstand over te brengen’ voor het eerst aangetroffen in 1843 [1]
- met het voorvoegsel tele- met het achtervoegsel -graaf
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | telegraaf | telegrafen |
verkleinwoord | - | - |
de telegraaf m
- (communicatie) toestel dat het mogelijk maakt berichten (telegrammen) over een lange afstand te versturen
- (elektrotechniek) elektromechanisch toestel uitgevonden rond 1835 waarmee men tekens omzet in een elektrisch aan/uit signaat zodat berichten over een kabel kunnen worden overgebracht
|
- Het woord telegraaf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "telegraaf" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "telegraaf" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel tele- in het Nederlands
- Achtervoegsel -graaf in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Communicatie in het Nederlands
- Elektrotechniek in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %