stukje

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stuk·je

Zelfstandig naamwoord

stukje o

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord stuk
     Ik duwde de deur met beide handen open en zag dat er ’s nachts een dik pak sneeuw was gevallen, waarvan een stukje geel kleurde toen ik er mijn waterfles in leegde.[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord stukje stukjes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

stukje o dim. tant.

  1. kort verhaal of opstel in krant of tijdschrift
    • Simn Carmiggelt beschouwde zichzelf als stukjesschrijver 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • stukje bij beetje
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be