stoutweg
Uiterlijk
- stout·weg
stoutweg [1]
- zonder omwegen, heel eerlijk, zonder een blad voor de mond te nemen
- ▸ Een halfjaar geleden zou de arme broeder nog stoutweg gezegd hebben dat men iemand die op zo’n hoge leeftijd zo’n jong meisje wilde nemen, als een kinds geworden man gevangen moest zetten.”[2]
- ▸ Zeker, er zijn mensen, ook geleerde mensen, ook nog in onze dagen, die stoutweg de verhoring van het gebed voor een dwaasheid verklaren en beweren dat God geen verandering in de bestaande dingen maken kan.[3]
- onvervaard, volmondig, resoluut, onbewimpeld, openlijk, rondborstig, onbeschroomd, vrijmoedig, frank
- Het woord stoutweg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stoutweg" herkend door:
45 % | van de Nederlanders; |
67 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Kooten M. van“Calvijn zei de waarheid” (02-04-2009), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron “Hij hoort” (08-11-2012), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be