Naar inhoud springen

stamp

Uit WikiWoordenboek
  • stamp
enkelvoud meervoud
naamwoord stamp stampen
verkleinwoord stampje stampjes

destampm

  1. (informeel) ram, trap, schop
    • (Amsterdammer:) Moet je een stamp voor je kop? 
vervoeging van
stampen

stamp

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stampen
    • Ik stamp. 
  2. gebiedende wijs van stampen
    • Stamp! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stampen
    • Stamp je? 
96 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]
enkelvoud meervoud
stamp stamps

stamp

  1.  stempel zn 
  2. postzegel
  3. stampbeweging
  4. (informeel) tatoeage
vervoeging
onbepaalde wijs to  stamp 
he/she/it  stamps 
verleden tijd  stamped 
voltooid
deelwoord
 stamped 
onvoltooid
deelwoord
 stamping 
gebiedende wijs  stamp 

stamp

  1. onovergankelijk  stampen ww 
  2. overgankelijk fijnstampen
  3. overgankelijk (een document) van een officieel stempel e.d. voorzien